De overheid volgt met verschillende monitoringsprogramma’s de landelijke populatieontwikkelingen van specifieke doelsoorten uit het ANLb. Bij de start van deze regeling wilde VALA zelf ook monitoren welk effect ANLb heeft. In een aantal gebiedjes waar in 2016 een grote toename van het aantal beheermaatregelen plaatsvond, is destijds een nulmeting voor broedvogels gedaan. In een deel van die gebieden is in 2019 opnieuw het aantal broedvogels geïnventariseerd. Hiervan is nu een rapport verschenen.
Het effect van het ANLb op de doelsoorten in het werkgebied van VALA wordt op verschillende manieren gemeten.
- Jaarlijkse telling van de kwartelkoningen in de uiterwaarden door vrijwilligers van SOVON.
- Jaarlijkse monitoring van de patrijs in een flink aantal gebieden door tientallen vrijwilligers van VALA.
- Tweejaarlijkse monitoring van de boomkikker vanaf 1994 door Staring Advies en een aantal vrijwilligers van RAVON.
- Door de overheid worden de trends van doelsoorten binnen gebieden met ANLb en agrarische gebieden zonder beheer met elkaar vergeleken. Deze trend wordt gemeten met behulp van gestandaardiseerde meetmethoden en locaties. In de Achterhoek worden op deze wijze een aantal soorten amfibieën, vissen en broedvogels gemonitord.
- Broedvogelmonitoring in 5 gebieden. Opgestart door VALA in 2016
In vergelijking met het verleden is de praktische uitvoering van het agrarisch natuurbeheer per 1 januari 2016 ingrijpend veranderd. Het ziet er naar uit dat beleidsmonitoring het effect op de doelen van de verschillende veranderingen in het beheer niet snel zichtbaar zal maken. Vandaar dat VALA heeft besloten om de effecten van de belangrijkste veranderingen op de doelen zelf te gaan meten. Daarvoor zijn 5 gebieden geselecteerd waar over een grote oppervlakte per 1 januari 2016 het beheer ingrijpend is veranderd. In 2016 zijn in deze 5 gebieden de doelsoorten onder de broedvogels geïnventariseerd. Deze inventarisatie dient als nulmeting. Door deze meting in 2021 te herhalen kunnen conclusies getrokken worden over de effectiviteit van de maatregelen. In 3 gebieden is in 2019 een tussenmeting gedaan. Hierdoor kunnen fluctuaties in het voorkomen van doelsoorten in kaart gebracht worden en de conclusies na de inventarisatie in 2021 zorgvuldiger getrokken worden.
Broedvogels zijn vrij exact en gestandaardiseerd te tellen en elke soort vertegenwoordigd een bepaalde biodiversiteit (voedsel, andere soorten organismen in het specifieke leefgebied van de soort). Broedvogels zijn dan ook bij uitstek geschikt om het effect van het ANLb te meten.
Resultaten uit metingen in drie gebieden
De drie gebieden die in 2019 zijn geteld zijn dus ook in 2016 geteld, maar ook in 1995 in het kader van een project van de Stichting Waardevol Cultuurlandschap Winterswijk. De 3 gebieden liggen in het zuidelijk deel van het buitengebied van Winterswijk. Samengevat zijn de trends van de broedvogels die afhankelijk zijn van het agrarisch cultuurlandschap als volgt in deze drie gebieden:
We zien dat tussen 1995 en 2016 14 soorten een negatieve trend laten zien. Tussen 2016 en 2019 is dit aantal gedaald naar 5. Het aantal met soorten met een positieve trend is toegenomen van 12 in de periode 1995-2016 tot 20 in de periode 2016-2019. Een voorlopige conclusie is dat door het met ANLb ingezette beheer zijn vruchten afwerpt. Na de inventarisatieronde van 2021 kunnen we definitieve conclusies trekken.
In onderstaande tabel zijn de resultaten uit 1995, 2016 en 2019 samengevat.
Meer informatie
Lees meer over resultaten van broedvogelmonitoring over 2016 en 2019