Goed gevulde akkerbouw

In samenwerking Achterhoekse partners (loonwerker, collega-boeren, machinebouwer en ecologisch adviseur) werken wij aan duurzame natuurinclusieve landbouw, waarbij we diverse nieuwe innovatieve teeltmethodes, machines en zaaigoed gebruiken.

Wie?

Natuurinclusieve kringloopboerderij De Goed Gevulde in Halle verbouwt op 17 hectare zandgrond dubbeldoelgewassen. Dit zijn gewassen die niet enkel veevoer, voedsel of biobased grondstof zijn. Ze vervullen meerdere rollen en dienen daarbij ook de biodiversiteit: zowel flora en fauna als het bodemleven.

Wat?

In samenwerking Achterhoekse partners (loonwerker, collega-boeren, machinebouwer en ecologisch adviseur) werken wij aan duurzame natuurinclusieve landbouw, waarbij we diverse nieuwe innovatieve teeltmethodes, machines en zaaigoed gebruiken. We sluiten de kringloop op bedrijfsniveau. Het bouwplan voor 2024-2025 bestaat uit voedselgewassen boekweit (meel), gerst(mout) en huttentut (olie), welke worden verbouwd op 7 ha zandgrond. Dit voedsel (in tegenstelling tot voedergewassen gras en mais) wordt via de korte keten (eigen webshop en landwinkels) verkocht. Boekweitdoppen en huttentutstro zijn producten voor de biobased industrie, hierin wordt samengewerkt met Biobased Bouwen Achterhoek. Gerstestro wordt verwaard in de potstal tot hoogwaardige ruige stalmest op eigen gronden. Perskoek en uitval van de zaden is winterrantsoen voor de varkens en kippen.

Waarom?

Ons streven is nieuwe teeltwijzen voor de Achterhoekse akkerbouw te vinden die aan de volgende voorwaarden voldoen: niet kerende grondbewerking, geen gewasbeschermingsmiddelen, geen beregening, vervanging van kunstmest (vlinderbloemigen), verhoging van organische stofgehalte in de bodem (gewasresten, onderzaai, vaste mest), verhoging van de biodiversiteit (gemengde groenbemester/onderzaai), producten te gebruiken/verkopen in de eigen regio (geen grondstoffenbulk), reststromen inzetten op het eigen bedrijf (gemengd bedrijf, waardevolle mest voor kringlooplandbouw), oogst zelf of met regionale partners kunnen verwerken (ketenpartner worden en niet enkel leverancier).

Hoe?

Aan het begin van het jaar wordt ruige potstalmest op de akker aangebracht. Dit wordt licht ondergewerkt, waarna het hoofdgewas wordt gezaaid. Dit is altijd graan, bonen, luzerne, klaver, vlas, boekweit of een oliehoudend gewas. Rooigewassen als aardappel, biet of ui worden niet geteeld. Onder de gewassen wordt onderzaai van klaver en kruiden (witte cultuurklaver, witte weideklaver, paarse wikke, winterwikke, olievlas, microklaver, rolklaver, deder, hopklaver, aardbeiklaver) toegepast. Deze onderzaai wordt twee tot vier weken na het gewas ingezaaid. In deze tijd kan de bodem opwarmen en kiemen zaden beter. Door twee tot vier weken later te zaaien, blijft het te oogsten gewas voorlopen op de onderzaai. De onderzaai bedekt snel de bodem. Hierdoor heeft de bodem geen last van uitdroging en blijft de bodemtemperatuur langere tijd stabieler. De diversiteit van de onderzaai en de ruige stalmest trekt vele insecten aan, waar boerenlandvogels als patrijs, leeuwerik, kievit en gele kwikstaart op af komen. Deze onderzaai is wezenlijk anders dan een vanggewas, enkel klaver of grasonderzaai (engels raaigras). Ze is biodiverser, legt stikstof vast (vlinderbloemige), biedt meer en betere schuilgelegenheid voor insecten en vogels en hoeft voor de inzaai van een nieuw gewas niet doodgespoten te worden.

Er wordt uitsluitend gewerkt met gewassen die geen gewasbeschermingsmiddelen, kunstmest of beregening nodig hebben. Het perceel en de bodem worden dus minimaal verstoord en niet verder verdicht door landbouwmachines. Pas aan het eind van het groeiseizoen worden de gewassen geoogst, middels combine of hakselaar. Daarna hoeft het perceel niet opnieuw bewerkt te worden voor een volggewas of vanggewas, dit staat er al. De stoppels van het hoofdgewas blijven staan en bieden samen met de biodiverse onderzaai voedsel en schuilgelegenheid gedurende de winter aan diverse soorten als insecten, lokale ransuilen en torenvalken, geelgorzen, ringmussen en wintergasten als blauwe kiekendief en velduil. Het jaar erop wordt de onderzaai teruggezet middels een maaier en/of triltand. Het maaisel biedt samen met de ruige stalmest de juiste voeding voor het nieuwe, in te zaaien gewas. Als het nieuwe gewas eenmaal is opgekomen, is de onderzaai ook voldoende hersteld en bedekt deze weer de bodem. Op zandgrond is deze manier van akkerbouw uitdagend, omdat de onkruiddruk enorm is. Dit begrijpen en ervaring mee opdoen is essentieel om in de toekomst chemie-vrij akkerbouw te kunnen bedrijven. Het toepassen van onderzaai kan hier een enorme boost aangeven.